-
1 Kraft
〈v.; Kraft, Kräfte〉4 (toonaangevende) kringen, invloedrijke personen♦voorbeelden:wieder bei Kräften sein • weer op krachten gekomen zijnkeine Kraft in den Knochen haben • zwak zijnmit letzter Kraft • met uiterste krachtsinspanningmit aller Kraft schreien • uit alle macht schreeuwennach (besten) Kräften • naar (beste) vermogendas geht über meine Kräfte • dat gaat mijn krachten te bovenvon Kräften kommen • verzwakkenwieder zu Kräften kommen • op krachten komenaußer Kraft setzen • buiten werking stellen -
2 keine Kraft in den Knochen haben
keine Kraft in den Knochen habenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > keine Kraft in den Knochen haben
-
3 schaffen
schaffenI 〈onovergankelijk werkwoord; zwak〉2 〈 Zuid-Duitsland, Oostenrijk〉bevelen, opdragen♦voorbeelden:was machst du dir an meinem Fahrrad zu schaffen? • wat doe, zit jij daar aan mijn fiets?jemandem zu schaffen machen • iemand tot last zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 wie geschaffen für etwas • geschapen, geknipt voor ietszum Arzt wie geschaffen sein • een geboren dokter zijn2 Hilfe schaffen • hulp verschaffen, helpenOrdnung schaffen • orde scheppenPlatz, Raum schaffen • plaats, ruimte maken3 nichts zu schaffen haben mit etwas • niets te maken, niets uit te staan hebben met ietsdas wäre geschafft!, das hätten wir geschafft! • klaar is Kees!, dat is klaar, af!es schaffen • het klaarspelen, het halen, het klarengeschafft! • klaar!, gelukt! -
4 matt
♦voorbeelden:matter Beifall • mat applausganz matt vor Hunger sein • helemaal flauw van de honger zijndie Börse war matt • de beurs was zwak (gestemd)4 jemanden matt setzen • (a) iemand (schaak)mat zetten; 〈 (b) figuurlijk〉iemand schaakmat zetten, uitschakelen -
5 Seite
Seite〈v.; Seite, Seiten〉1 kant, zijde ⇒ zijkant, (zij)vlak2 bladzijde, pagina♦voorbeelden:auf der einen Seite …, auf der anderen Seite … • enerzijds …, anderzijds …die hintere, innere Seite • de achter-, binnenkantetwas an der Seite tragen • iets opzij dragenauf, zu beiden Seiten von • aan weerszijden, weerskanten vanetwas auf die Seite schaffen • (a) iets opzijleggen; (b) iets in veiligheid brengen • (c) iets achteroverdrukken; (d) iets uit de weg ruimenauf die, zur Seite gehen, rücken, treten • aan de kant gaan, opzijgaan (staan)jemanden auf die, zur Seite nehmen • iemand terzijde nemen〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas nach allen Seiten hin überlegen • iets lang en breed overwegenzur Seite blicken • opzij kijkenetwas zur Seite legen • iets terzijde, opzijleggen〈 figuurlijk〉 etwas zur Seite schieben • iets terzijde schuiven, opzijzetten〈 figuurlijk〉 jemanden jemandem an die Seite stellen • iemand naast iemand plaatsen, zetten, iemand met iemand vergelijkenvon zuverlässiger Seite • uit betrouwbare bronvon (gut) unterrichteter Seite • van welingelichte zijdeauf Seiten, aufseiten der Regierung stehen • aan de kant van de regering staanjemanden auf seine Seite bringen, ziehen • iemand voor zich winnenauf jemandes Seite 〈 2e naamval〉 stehen • aan iemands kant, achter iemand staanvon Seiten, vonseiten der Eltern • van de kant van de ouderszur anderen Seite übergehen • overlopenzur stärkeren Seite übergehen • de sterkste partij kiezen -
6 Fuß
Fuß1〈m.; Fußes, Füße〉♦voorbeelden:1 mit bloßen Füßen • op blote voeten, blootsvoets〈informeel; figuurlijk〉 mit dem linken Fuß zuerst aufgestanden sein • met het verkeerde been uit bed gestapt zijnjemanden auf freien Fuß setzen • iemand op vrije voeten stellenauf großem Fuß leben • op grote voet leven〈informeel; figuurlijk〉 kalte Füße bekommen, kriegen • nattigheid voelen, terugkrabbelen〈 figuurlijk〉 auf schwachen, tönernen Füßen stehen • zwak staan, een zwakke basis hebbenstehenden Fußes • op staande voetFüße bekommen haben • spoorloos verdwenen zijn(festen) Fuß fassen • (vaste) voet krijgenden Fuß an Land setzen • voet aan wal zettensich auf den Füßen halten • zich op de been, staande houden〈 informeel〉 jemandem auf den Fuß, die Füße treten • (a) iemand op zijn tenen trappen; (b) iemand tot spoed aanzettenvon Kopf bis Fuß • van top tot teenetwas mit Füßen treten • iets met voeten tredenjemandem zu Füßen fallen • aan iemands voeten vallengut zu Fuß, Füßen sein • goed ter been zijn————————Fuß2〈m.; Fußes, Fuß〉 -
7 stecken
stecken♦voorbeelden:stecken bleiben • blijven steken, stokkenstecken lassen • laten steken, zitten 〈 ook figuurlijk〉〈 informeel〉 wo steckt mein Buch? • waar ligt, is mijn boek?〈 informeel〉 wo hast du gesteckt? • waar heb jij gezeten, uitgehangen?〈 informeel〉 wer steckt hinter der Sache? • wie zit daarachter?〈informeel; figuurlijk〉 in jemandem steckt etwas • er zit, steekt wat in iemandII 〈overgankelijk werkwoord; steeds zwak〉1 steken, stoppen ⇒ brengen, plaatsen, zetten♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 sich hinter eine Sache stecken • aan iets gaan staan, iets aanpakken -
8 Ausdruck
Ausdruck1〈m.; meervoud Ausdrücke〉1 uitdrukking ⇒ woord, term3 uitdrukkingswijze ⇒ formulering, stijl4 uitdrukking ⇒ gelaatsuitdrukking, expressie5 uitdrukking ⇒ uitdrukkingskracht, gevoel♦voorbeelden:sich im Ausdruck vergreifen • een verkeerde term gebruikendie Krise fand in dem Streik ihren Ausdruck • de crisis kwam in de staking tot uitingmit dem Ausdruck meiner vorzüglichen Hochachtung • met gevoelens van hoogachtingeine Absicht zum Ausdruck bringen • een bedoeling kenbaar maken3 Flüssigkeit, Gewandtheit im Ausdruck besitzen • (a) vloeiend, gemakkelijk spreken; (b) een vlotte pen, stijl hebbenmit verlorenem Ausdruck dasitzen • in mijmeringen verzonken zittenein Lied mit Ausdruck vortragen • een lied met gevoel voordragen————————Ausdruck2〈m.; meervoud Ausdrucke〉 -
9 hinfällig
hinfällig♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hand — 1. Alle Händ voll to dohne, seggt de ol Zahlmann1, on heft man êne. (Insterburg.) – Frischbier2, 1469. 1) Der Name eines Feldwächters in Insterburg. 2. Alten Händen hilft kein Nagelschminken. – Laus. Magazin, XXX, 251. Russisch Altmann V, 85. 3.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
List of vegetarians — This is a list of notable people with articles in Wikipedia who are known to be vegetarians. AustraliaVegans*Andrew Bartlett *Peter Brock *Tom Crease *Bernard Fanning *Andrew G *Jay and the Doctor *Steve Kilbey *Fiona Nash *Peter Singer *Peter… … Wikipedia
Geist — 1. Alle guten Geister loben Gott den Herrn. – Eiselein, 216; Simrock, 3186. Im Morgenlande bestimmt man das näher und sagt: Die Christen loben Gott morgens. Holl.: Alle goede geesten loven den Heer. (Harrebomée, I, 211.) 2. Alle guten Geister… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mund — 1. A Müs as iar sat üsh a Uugan. (Nordfries.) – Johansen, 58. Der Mund ist früher satt als die Augen. 2. Alles im Munde, in den Händen nichts. Frz.: Il a dit cela de bouche, mais le coeur n y touche. – Il ne dit ou promet que des lèvres. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon